Deze pagina: Een bom onder de oerknal Printversie van deze pagina printversie
     

Een bom onder de Oerknal?

 

De Oerknaltheorie zegt dat tijd, ruimte en materie in één moment ontstaan zijn. De reden daarvoor was dat begin deze eeuw vastgesteld werd dat sterrenstelsels met grote snelheid uit elkaar bewegen. Terugredenerend zou dat betekenen dat er een moment geweest moet zijn waarop alles bij elkaar zat. Het ontstaan van het heelal is dan een grote uiteenspatting van tijd, ruimte en materie geweest: de oerknal.

John Boslough schreef een boek, Meesters van de Tijd, waarin hij de huidige inzichten omtrent het heelal uiteenzet. Hij is een vooraanstaand Amerikaans wetenschapsjournalist en de auteur van het in vele talen vertaalde Stephen Hawkings heelal.

Van de flap begrijpen we wat zijn boek behelst te schrijven.

In de lente van 1992 stond de wereld plotseling op zijn kop: sterrenkundigen zouden erin geslaagd zijn de juistheid van de oerknaltheorie aan te tonen. Was er dan ooit getwijfeld aan deze succesvolle theorie, die zegt dat het heelal ongeveer vijftien miljard jaar geleden ontstaan is in een reusachtige explosie? Ja, en daar was ook alle reden toe. En nog steeds. Want ondanks de belangrijke nieuwe ontdekking van klonteringen in het jonge heelal, is de oerknaltheorie nog steeds een wankel bouwwerk.
In Meesters van de tijd beschrijft John Boslough de totstandkoming van de oerknaltheorie en de talloze, meest nog onopgeloste problemen waarmee zij -met name sinds het einde van de jaren tachtig- te kampen heeft gekregen. Iedere keer weer blijken nieuwe, vaak speculatieve theorieën door de waarnemingen achterhaald te worden. En steeds weer worden zo mogelijk nog speculatievere theorieën bedacht om de nieuwste waarnemingen te verklaren. Het probleem met veel van de nieuwe theorieën is dat ze niet getest kunnen worden, althans voorlopig niet. En het lijkt erop dat de waarheid maar niet dichterbij wil komen.
Desondanks klampen generaties kosmologen zich krampachtig vast aan de oerknaltheorie. Waarom doen ze dat eigenlijk? Waarom worden bepaalde theorieën tot wetenschappelijk ‘heilige koeien’? Is de oerknaltheorie de ultieme beschrijving van het heelal? Of zal de waarheid veel voor de hand liggender zijn? Op deze en nog vele andere vragen zoekt Meesters van de tijd op meeslepende en briljante wijze een antwoord. De lezer van dit boek zal zijn kijk op de kosmos en de kosmologie grondig moeten bijstellen.

Dat is krasse taal nietwaar? Wie had dat gedacht? Ik vind het leuk om een aantal citaten weer te geven (de argumentatie, de nieuwe waarnemingen, en de theorieën laat ik achterwege, het zou te ingewikkeld worden en je kan altijd het boek zelf lezen):

In een gesprek dat ik in 1981 met Hawking had, verzekerde hij mij dat hij en andere kosmologen er tegen het einde van de eeuw in zouden zijn geslaagd één enkele theoretische stelling te formuleren die niet alleen alle natuurwetten van het heelal zou beschrijven, maar ook de begincondities.
‘Mijn doel is niets minder dan een volledig begrip van het heelal, waarom het is zoals het is en waarom het er überhaupt is,’ zei hij. hij was geamuseerd over de geweldige onbeschaamdheid en arrogantie van zijn eigen opmerking. Toen ik hem een jaar later weer zag, was het eerste wat hij tegen me zei: ‘Mijn doel is niet minder dan een volledig begrip van het heelal.’
[blz. 19]

'Het is zeer opmerkelijk dat een handjevol wezens op een kleine planeet die om een nietige ster draait, hun oorsprong hebben teruggevoerd tot het allereerste begin - een nietig onderdeeltje van het heelal dat het geheel begrijpt,' zei Gell-Mann toen we op een zomerse ochtend op het grasveld bij het natuurkundig centrum in Aspen met elkaar spraken.
'Het is als de mier die over een wolkenkrabber peinst, vind je niet?' zei hij.
'Nee,' vervolgde hij, 'ik denk dat het nog veel erger is.' Met een paar vlugge krabbels op een notitieblok berekende hij dat de extrapolatie die geleerden maken door in de tijd terug te kijken naar de oerknal meer dan een miljard maal zo groot was als een mier die omhoog kijkt naar het hoogste gebouw.
'Maar we zijn zeker genoeg van onze zaak - of arrogant genoeg, zo je wilt - om te denken dat onze berekeningen juist zijn en dat we op het punt staan de atoomkern en de oorsprong van het heelal volledig te begrijpen.'
[blz. 184]

Men heeft er de voorkeur aangegeven een favoriete theorie aan te passen met behulp van ad hoc veronderstellingen, in plaats van simpelweg af te stappen van een theorie die niet langer werkt. Dit heeft geleid tot een gevaarlijke trend: veel theoretici aanvaarden nieuwe hypothesen lang voordat deze experimenteel kunnen worden getoetst. Erger nog, soms worden hypothesen aanvaard die mogelijk nimmer kunnen worden getoetst.
Een tweede zorgelijke trend betreft het feit dat fysici bij het verklaren van het heelal hun toevlucht nemen tot het bekokstoven van steeds gecompliceerdere wiskundige hypothesen. Zij verantwoorden deze ondraaglijk moeilijke vergelijkingen met ...... begrippen als het opzwellende- of inflatoire-heelal-model, de snaartheorie, wormgaten, donkere materie, parallelle universums en opgerolde dimensies....
Al deze nieuwe ideeën hebben gemeen dat ze geen toetsbare voorspellingen hebben opgeleverd. In het geval van een van Stephen Hawkings nieuwste veronderstellingen, de zogenaamde theorie van de onbegrensheid, ... is het idee dermate abstract, dat geen van de huidige aardbewoners de toetsing daarvan nog zal meemaken.
[blz. 20]

De oerknaltheorie was dermate goed verenigbaar met de bijbelse voorstelling van het begin van het heelal, dat een aantal religieuze leiders al tot haar aanhangers behoorden nog voordat geleerden in 1965 in staat waren de theorie te bevestigen met behulp van de ontdekking van de achtergrondstraling.
‘God wordt in toenemende mate door de echte wetenschap ontdekt; het is alsof God te wachten staat achter iedere deur die door de wetenschap geopend wordt,’ schreef paus Pius XII in 1951 nadat hij kennis genomen had van de oerknal.
Ook hij geloofde immers in een wereld die uit het niets was ontstaan, zoals beschreven in het tweede vers van het eerste hoofdstuk van Genesis: ‘En de aarde was woest en leeg; en duisternis was op de afgrond.’
[blz. 79]

Waarom was het heelal überhaupt uit het niets ontsprongen? Tot nog toe hadden theoretici niet veel meer geboden dan deskundige speculaties. Ze moesten nog steeds verklaren onder welke omstandigheden een heelal als het onze gewoonweg uit het niets kon ontstaan.
[blz. 81]

Natuurkundigen waren hun verstand en hun wiskunde gaan gebruiken om gebieden van het heelal te verkennen waaruit de mensheid voor eens en voor altijd verbannen leek te zijn. De gevolgen waren vergaand; in deze richtingen kwamen vragen van metafysische en zelfs religieuze aard naar boven. Toch werden de antwoorden die fysici gaven op fundamentele vragen als ‘Waar komt het heelal vandaan?’ en ‘Waarom bevat het materie?’ wetenschappelijk genoemd. Maar in feite konden deze antwoorden hooguit worden gezien als deskundige gissingen.
[blz. 263]

Eind jaren tachtig maakte Stehen Hawking een rondreis .... met een lezing die hij de titel gaf: ‘The origin of the universe’. ....
Hawking wilde over het echte begin praten, het ogenblik waarop de tijd begon, de feitelijke scheppingsgebeurtenis.... Hij was van oordeel dat als men deze kende, al het andere in de geschiedenis van het heelal zou volgen, waarbij de fysische wetten golden zoals die waren vastgelegd door niemand minder dan de fysyci zelf. In Hawkings berekeningen was geen plaats voor God.
....
Als je niet terug kan gaan in de tijd tot vlak voor het moment van het tijdstip nul, wat had de moderne theoretische fysica dan voor nut? Je theorie van het heelal zou niet volledig zijn. Je moest gewoon de beginconditie kennen, anders kon je niets anders doen dan het heelal beschríjven. En voor Hawking was ‘het is zoals het is, omdat het is’ niet bevredigend.
[blz. 265]

Het is voor een wetenschapper vrijwel onmogelijk een oud paradigma los te laten waar hij zijn hele leven heeft gewijd aan het onderzoek ernaar - zelfs als het paradigma niet meer werkt.
[blz. 227]

Het bewijs voor de oerknal is niet meer dan oppervlakkig. In de context van nieuwe en tegestrijdige waarnemingen, begint de oerknaltheorie steeds meer te lijken op een overmatig simplistisch model op zoek naar een scheppingsgebeurtenis. ....
Hoe lang zal de oerknaltheorie nog overleven? ... Of de oerknal nu over vijf of vijfentwintig jaar ten over gaat, het lijkt onvermijdelijk dat ze binnenkort overstelpt zal worden met steeds meer niets ontziende nieuwe waarnemingen en proefnemingen. In het volgende millennium zullen wetenschappers en andere mensen ernaar terugkijken zoals wij terugkijken naar de kosmologie van Aristoteles: een eigenaardig, onbetekenende theorie waaraan men een tijdje geloof hechtte.
[blz. 280]

In de jaren dertig toonde Kurt Gödel, de opmerkelijke Oostenrijkse wiskundige van Tjechische afkomst, met zijn onvolledigheidstheorema’s aan dat het bewijs voor de geldigheid van een systeem niet vanuit het systeem zelf tot stand kon worden gebracht. ... Je kunt de buitenafmetingen van een huis nu eenmaal niet vanuit de keuken meten. Met andere woorden, Gödels theorema wees erop dat geen enkele theorie over de structuur van het heelal vanuit die structuur bevestigd kon worden.
[blz. 281]

Wat zien we als we naar buiten kijken? Waarschijnlijk slechts een kleine uithoek van een reusachtig evolutionair proces waarvan we ons nauwelijks bewust zijn, een klein en toevallig aspect van iets veel reusachtigers dat binnen ons gezichtsveld komt: het heelal dat misschien eindig, doch waarschijnlijk niet berekenbaar is, mogelijk onstabiel binnen zijn grenzen en wellicht in staat om zowel binnen als van buiten een veelheid aan andere heelallen te doen ontstaan, een groot kosmisch toneelstuk, met een ontelbaar aantal bedrijven, een uitgestrekt firmament van quasars en quarks, gasnevels, stof, sterrenstelsels en clusters, donkere en lichtgevende materie en schaduwmaterie, elkaar kruisende krachtvelden, alles met of zonder begin, nochtans wellicht zonder schepping...
[blz. 282]

 

commentaar:
Als we maar een stok hebben om geloof in een Schepper mee te slaan... Straks heeft van lieverlee heel de christelijke wereld de oerknal + evolutietheorie aanvaard als zijnde Gods Scheppingsdaad, terwijl de wetenschappelijke wereld zich er eindelijk van afkeert omdat het niet langer vol te houden is.

Er zijn grofweg drie lagen te onderscheiden:

de wetenschappelijke wereld
de professoren, de nobelprijswinnaars, de onderzoekcentra, de wetenschappelijke tijdschriften, de universiteiten.
verdeeldheid
de populaire wetenschap
scholen, populair wetenschappelijke tijdschriften, kranten, tv-programma’s.
het is bewezen
het publiek
dat zijn wij.
geloof

In de wetenschappelijke wereld is men het absoluut niet met elkaar eens. Sommigen houden zich op de vlakte, sommigen hangen fanatiek een bepaalde theorie aan. Sommigen geloven dat ze er eens helemaal uit zullen komen.

Sommige van deze mensen trekken bijzonder veel aandacht en publiciteit, zoals Hawkings, vanwege zijn handicap (hij ‘praat’ met behulp van een stemcomputer). In de populaire wetenschap komen de ingewikkelde theorieën als eenvoudige denkbeelden terecht. Omdat het om wetenschap gaat zijn deze denkbeelden ook onmiddelijk waar en bewezen. Het publiek gelooft! De denkbeelden kunnen onmogelijk door haar getoetst worden, maar als ze enigszins aannemelijk klinken, dan worden ze aanvaard en voor waar gehouden, terwijl de hoge heren er nog over door bekvechten.

 

   
     
 
© 2001 - 2024 CMS: 123CMS.nl,  datum laatste wijziging: 22-6-2005 °