Deze pagina: Evaluatie van Degeneratie Printversie van deze pagina printversie
     

Degeneratie: het einde van de evolutietheorie?
Uit: Bijbel & Wetenschap

 

 

Dr. E. van der Heide

(Dr. E. van der Heide is als research chemicus werkzaam bij het Shell Research and Technology Centre, Amsterdam. Hij schrijft op persoonlijke titel.)

Enige tijd geleden beloofden wij op het boek van Peter Scheele, 'Degeneratie', terug te komen. Inmiddels is er ook een studiedag van de Evangelische Hogeschool gewijd aan dit boek. Wij spraken daarover dr. E. van der Heide, chemicus, en wij vroegen hem naar zijn mening over het boek. Hieronder treft u zijn bevindingen aan.

'Er is geen evolutie, alleen degeneratie', stelt Scheele in zijn boek.

Het boek 'Degeneratie' van Peter Scheele heeft behoorlijk de aandacht getrokken. De ondertitel 'het einde van de evolutietheorie en een wetenschappelijk alternatief' belooft veel. Als echter de inhoud ontdaan wordt van populariserende taal, ontdekken we dan inderdaad een wetenschappelijk alternatief voor de theorie van Darwin?

Kort samengevat beschrijft het boek het ontstaan van soorten in het licht van de moderne genetica (1). Er is een enorme verscheidenheid in het leven om ons heen. Met veel boeiende voorbeelden laat de auteur zien dat die verscheidenheid verklaard kan worden door variatie en verlies van erfelijke informatie. Als er alleen variatie en verlies van genen is vervalt het ontstaan van nieuwe erfelijke eigenschappen, waar de evolutietheorie van uitgaat. Het boek Degeneratie is daarmee een tegen hanger van On the Origin of Species by Means of Natural Selection van Charles Darwin (1859).

Uitsterven

Het gevolg van degeneratie kan zijn dat zoveel erfelijke eigenschappen verloren gaan dat soorten uiteindelijk op de rand van uitsterven balanceren. De koalabeer bijvoorbeeld leeft op een eenzijdig dieet van eucalyptusbladeren. Het is goed mogelijk dat hij de genen verloren heeft die hem vroeger de mogelijkheid gaven om er een gevarieerder dieet op na te houden (p138). Een ander voorbeeld van balanceren op de grens van levensvatbaarheid is de eendagsvlieg, die als volwassen vlieg geen mond heeft. Tijdens die ene dag hoeft de vlieg toch niet te eten, er hoeven alleen eieren gelegd te worden waar nieuwe jonge larven uit komen. Waarschijnlijk heeft deze soort zijn monddelen door degeneratie verloren (p137).

Slangepoten: rudimentaire organen: een teken van degeneratie.

Het doel van het boek

Waarom heeft Peter het boek geschreven? Het ontstaan van de evolutietheorie had alles te maken met een gunstige voedingsbodem. De tijd was rijp voor een nieuwe theorie, los van God (atheïstisch) en op basis van het verstand (rationeel). De theorie had in de tijd van Darwin direct al effect op het maatschappelijk leven. Economisch en politiek: marxisme, liberalisme en nationalisme.Sociaal: loslaten van morele normen, verandering van het mensbeeld in de psychologie en in de samenleving.Cultuur: feitelijk weergeven van de werkelijkheid zonder taboes (realisme) als reactie op de romantiek, die in een verder verleden het accent legde op geest, emotie.Vandaag heeft het evolutionistische mens- en wereldbeeld het hele leven doortrokken en als je je ertegen verzet plaats je je al snel buiten de werkelijkheid (p17). Dat brengt ons bij het doel dat de auteur heeft: een tegenwicht bieden tegen de evolutietheorie in gesprekken met niet-gelovigen (2). Het boek is bedoeld voor een breed publiek (p216). Daarbij past de populair-wetenschappelijke taal waarin het boek is geschreven, en ook de extroverte stijl waarmee Peter de publiciteit zoekt. 'Let's beat Darwin', en dat is breder bedoeld dan alleen het verkochte aantal boeken op de dag van verschijning, en ook breder dan alleen maar de wetenschappelijke theorie. Peter bestrijdt het bijbehoren de mens- en wereldbeeld.

De quagga is een zebrasoort van de Afrikaanse vlakten. Het laatste exemplaar stierf in 1883. Wetenschappers proberen ze terug te fokken uit gewone zebra's door generaties lang te selecteren op exemplaren met een bruine, schaars gestreepte huid. Dit lukt niet als zebra en quagga allebei dochtervarianten zijn van eenzelfde moedertype.

Een gebruikstheorie

Behalve voor niet-christenen is de inhoud van het boek ook waardevol voor christenen die zelf over evolutie nadenken (3), of die daarover in gesprek raken met niet-christenen. En wie overkomt dat niet? In dit verband lijkt het vreemd dat Peter terughoudend is in contacten met mede-creationisten. 'Creationisten zetten hun geloofsargumenten tegenover de evolutietheorie'(4) en: 'Creationisten zeggen alleen dat het niet klopt, ze komen niet met een alternatief' (p126). Het is voor mij opnieuw een aanwijzing dat het doel niet is om een wetenschappelijke theorie te ontwikkelen. Peter wil de theorie gebruiken.

Ik wil nog een aanwijzing noemen: het boek is opgedragen aan Midas Dekkers, 'de verpersoonlijking van traditioneel evolutionistisch denken in Nederland' (p4). Midas Dekkers wordt op de korrel genomen omdat hij heraut is van de evolutietheorie, niet omdat hij als wetenschapper meebouwt aan die theorie. Hij is alleen een rechtstreekse tegenstander als Peter het tegenovergestelde wil: het grote publiek op de hoogte brengen van het alternatief: degeneratie. Daarbij heeft Peter het moeilijker, omdat hij, in tegenstelling tot Midas, geen wetenschappelijk bouwwerk op grond van degeneratie achter zich heeft. Hij heeft zelf zijn theorie moeten ontwikkelen.

De Lynx z'n staart is gedegenereerd. In de evolutieleer is een rudimentair orgaan altijd een sterk bewijs voor evolutie en gemeenschappelijke afstamming.

Theorie of concept?

Heeft het boek wetenschappelijke waarde? De auteur onderbouwt zijn ideeën door uit te gaan van veel voorbeelden uit recent genetisch onderzoek, door het doen van voorspellingen die geverifieerd kunnen worden (p146) en door te constateren dat tot nu toe nog niemand zijn theorie weerlegd heeft (studiedag EH). Dat zijn inderdaad relevante criteria, maar bevat het boek daarmee een wetenschappelijke theorie? Wetenschap is, behalve de schriftelijke weergave, ook een activiteit. Het is een worsteling met de werkelijkheid, die telkens ingewikkelder blijkt dan onze ideeën daarover. Het is ook een sociaal en politiek gebeuren, waarbij wetenschappers eigen theorieën verder ontwikkelen en die van anderen kritisch volgen (5). Het slagveld omvat toonaangevende tijdschriften en wetenschappelijke conferenties. Peter geeft er nergens blijk van dat hij zich op dit slagveld wil begeven, integendeel, merkte hij op de EH-studiedag op. Daarom zal het concept 'Degeneratie' verder uitgewerkt moeten worden. Dat is ook nodig: zonder verdere ontwikkeling is de kans groot dat het ontkiemende zaadje geen stand zal houden en uiteindelijk zal wegkwijnen (6).

Concrete vragen

Om duidelijk te maken wat ik met nader uitwerken bedoel zal ik een aantal concrete vragen stellen. Allereerst kwantificering: hoe snel gaat degeneratie? Zijn er verschillen in degeneratie-snelheid voor verschillende soorten? Gaat degeneratie ook sneller als zij al verder is voortgeschreden? Hoe lang duurt het voordat soorten op de grens van levensvatbaarheid aankomen ? Welke soorten zijn verwant, en welke niet, en wat zijn daarvoor de criteria? Is er een verband tussen de mate van degeneratie en de gemiddelde leeftijd van een generatie? Gaan soorten meer op elkaar lijken naarmate de degeneratie verder voortschrijdt? Hoe is vast te stellen dat soorten in het verleden genetisch rijker waren? Peter stelt zelf ook deze of vergelijkbare vragen, maar alleen vragen stellen is nog niet voldoende. Het ontwikkelen van antwoorden hoort er ook bij. Darwin had zijn theorie grondiger uitgewerkt voordat hij zijn boek naar buiten bracht. Bovendien biedt Degeneratie, in tegenstelling tot de theorie van Darwin, geen verklaring voor de volgorde van de fossielen in de geologische aardlagen.

De aalscholver die het vliegen verleerde: degeneratie

Bekende en erkende feiten

Wat is er nieuw in het boek? De ingrediënten zijn het niet, ook al kan de combinatie wel voor velen de ogen geopend hebben. De voorbeelden van genetica komen uit de literatuur.

Kansberekening om de onwaarschijnlijkheid van het ontstaan van nieuwe genen te schatten ('Koning Entropie') zijn in het verleden ook veelvuldig uitgevoerd (7). Het ontstaan van maar één enkel nieuw gen dat bruikbaar is voor het organisme is nog steeds niet waargenomen, maar dat wordt ook door wetenschappers erkend (8) Dat complexe biologische systemen niet geleidelijk ontstaan kunnen zijn (p. 70) is recent nog eens duidelijk uitgelegd door Behe (9). Degeneratie is een algemeen aanvaard en redelijk ontwikkeld onderdeel van de populatie-genetica (10). De populatie-genetica omvat zowel evolutie (mogelijke verklaringen voor het ontstaan van nieuwe genen) als degeneratie. Peter ontkent dat het deel evolutie mogelijk is: er is geen evolutie, alleen degeneratie (p.127). Waarin verschilt deze stelling van het verwijt aan creationisten dat zij alleen maar zeggen dat wat een ander vindt niet klopt (p.126)?

Uitbeelding van een 'typologische variatie' met links het oertype (het oerrund). Van daaruit gaan verschillende variaties (lijnen), die uitkomen op een plateau (-succesvolle ondersoort, die goed weet stand te houden en zich vermenigvuldigt). Van daaruit vertrekken ook weer een of meerdere lijnen. Dat zijn b.v. individuen of varianten in een ander milieu die op hun manier weer succesvol kunnen zijn en zodoende ook weer op een plateau eindigen. Zij zijn wel genetische verarmingen, daarom staan de plateaus lager dan de vorige. Op het plaatje: het oerrund, de wisent en koe.

Geen evolutie: degeneratie

Tenslotte: heeft het boek werkelijk vat op de evolutietheorie ? Ik denk dat dat zeker het geval is voor de klassieke evolutietheorie, zoals die algemeen in de gedachten van mensen leeft. Echter, Eldridge en Gould hebben een jaar of 10 geleden de variant van 'punctuated equilibrium' ontwikkeld (11). Zij beweren dat soorten lange tijd stabiel aanwezig blijven totdat zij uitsterven en dat het ontstaan van nieuwe soorten ineens, plotseling optreedt. Dat gebeurt met name direct nadat een grote ramp de aarde getroffen heeft, waarbij op grote schaal soorten zijn uitgestorven en de aarde vrijwel leeg is. Zoogdieren worden bijvoorbeeld na het uitsterven van de dinosauriërs in toenemende mate in de geologische aardlagen gevonden. Binnen deze variant is het prima mogelijk dat soorten in een voor ons waarneembaar tijdbestek aan degeneratie onderhevig zijn, zonder dat van ontstaan van nieuwe genen sprake is. Die degeneratie wordt beschreven door de (experimentele) populatie-genetica en er is geen sprake van een tegenstelling met het boek Degeneratie. Het plotselinge ontstaan van nieuwe soorten blijft nog een raadsel en is nu nog niet verklaard door de wetenschap. Voor deze moderne vorm van de evolutietheorie biedt het boek mijns inziens geen tegenwicht. Zeggen dat punctuated equilibrium niet klopt is uiteraard mogelijk en dat doet Peter dan ook (p.55).

Afgezien van mijn standpunt dat het boek alleen een concept bevat, dus nog geen uitgewerkte en op congressen verdedigbare theorie, ben ik positief over het boek. De kern is: er is degeneratie, geen evolutie. Dat mag wat mij betreft met veel poeha in de publiciteit gebracht worden. Het is een standpunt waar de huidige stand van de wetenschap geen speld tussen kan krijgen.

Noten

1. P.M. Scheele, Degeneratie, het einde van de evolutietheorie en een wetenschappelijk alternatief, Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 997.

2. Peter Scheele, EH studiedag, 8 mei 1998.

3. Vgl H. Wiegers, Bij de Tijd, 6e jaargang, nr. 9, mei 1998: …evolutionistische barrières, die het onbevangen lezen van de bijbel verhinderen, (zullen) verdwijnen.

4. Peter Scheele, EO gids 'Visie', week 46, 9 - 5 november 1997.

5. A. van den Beukel, Met andere ogen. Over wetenschap en het zoeken naar zin, Ten Have, Baarn, 1994.

6. T. Zoutewelle, EH studiedag, 8 mei 1998. Overigens is het mijn standpunt dat experimenteel onderzoek wel gewenst, maar niet noodzakelijk is. Er bestaat uitstekend wetenschappelijk onderzoek op grond van enkel literatuurgegevens.

7. A. E. Wilder Smith, Die Naturwissenschaften kennen keine Evolution, Schwabe, Basel, 1980.

8. John Postgate, The Outer Reaches of Life, Cambridge University Press, 1994; L. Margulis, Symbiosis in Cell Evolution, 2nd ed., Freeman, New York, 1993.

9. M.J. Behe, De zwarte doos van Darwin, Ten Have, Baarn, 1997.

10. D.L. Ilartl en A.G. Clark, Principles of Population Genetics, 2nd ed., Sunderland, Massachusetts, 1989.

11. S.J. Gould, Wonderful Life, Penguin books, London, 1989.

Uit: Bijbel en Wetenschap, augustus/september 1998, nr. 205

 

 

 

 

   
     
 
© 2001 - 2024 CMS: 123CMS.nl,  datum laatste wijziging: 22-6-2005 °